Met gekrulde tenen

Mijn tweede blog, verschenen op 30 september 2014 op www.wpg.be

Brenda Froyen schreef met Kortsluiting in mijn hoofd een aanklacht tegen de vaak willekeurige, dwingende en soms vernederende behandeling van psychiatrische patiënten. Maar het is ook een verhaal van hoop. Het boek geeft een aangrijpend en verhelderend beeld van wat er in iemand omgaat tijdens een psychose. Het boek ligt sinds 29 september in de winkels en Brenda vertelt 4 weken lang hoe ze dit beleeft. Deze week deel 2, lees de eerste blogpost hier

Ik had er stiekem op gehoopt, op wat media-aandacht. Een artikeltje ergens in een streekkrant, vlak voor de zoekertjes en de oproep voor oud ijzer. Of een vermelding van mijn boek in het infoblaadje van ons dorp, naast de kalender van de afvalophaling. Het is allemaal wat groter geworden dan dat.

Hoe het allemaal begon? Eigenlijk al in 2012, toen ik nog gecolloqueerd was. Ik was al 23 dagen opgesloten. Al 23 dagen werd mijn hele doen en laten bepaald door anderen. Ik ergerde me aan de zinloze therapieën, aan het zoveelste receptje van Jeroen Meus dat ik moest maken, aan de mandala’s en kleurpotloden die op de tafels lagen om de tijd te doden, aan de betuttelende opmerking van de nachtverpleging die zei dat ik nu toch echt wel moest gaan slapen. Ik beklaagde me bij de verpleging, bij de dokter, bij de ombudsdienst, dat ik niet tevreden was over mijn behandeling. Ik werd steevast weggestuurd met een kalmeringsmiddel. Ik was te druk, zeiden ze.

Als ze niet naar me wilden luisteren, zou ik ervoor zorgen dat ik op een andere manier gehoord werd. Die avond schreef ik een brief op mijn laptop naar De Standaard. Er was geen internet op de afdeling. Ik sloeg hem op op een usb-stick. De volgende morgen, op een onbewaakt moment, sloop ik de verplegingspost binnen. Haastig logde ik in op mijn mailaccount en verstuurde ik mijn brief naar een oude vriendin die bij De Standaard werkte. In de namiddag kreeg ik al een telefoontje van haar. Dat ze erg geraakt was door mijn verhaal, dat ze er zeker ruimte voor wilde maken, als de drukte rond de verkiezingen wat geluwd zou zijn. Tevreden haakte ik in. Vervolgens belde ik naar 1207 voor het nummer van de VRT. Ik werd verschillende keren doorverbonden, een wachtmuziekje met de ‘Lente’ van Vivaldi, verder doorverbonden, een wachtmuziekje met Ozark Henri. Uiteindelijk kwam ik terecht op de redactie van Koppen. Een researcher luisterde aandachtig naar mijn verhaal. Ik was blij om gehoord te worden.

Er is in 2012 geen artikel verschenen in De Standaard. Er kwam ook geen Koppen-reportage. Toen de psychiater een verzoek indiende om mijn collocatie met 3 maanden te verlengen kwam plots het besef, dat ze me zo lang als ze wilden in de psychiatrie konden houden, dat ik beter mijn mond hield, dat ík beter luisterde en knikte. Ik trok me terug op mijn kamer en schreef verder aan mijn boek.

Het idee is altijd blijven spelen, dat ik met mijn verhaal naar buiten zou komen. In augustus 2013 nam ik zelfs opnieuw contact op met de researcher van Koppen. Ze wist nog goed wie ik was. We spraken af in de binnentuin van het Guislain Museum waar we een hele namiddag praatten over mij, over de koude isoleercel, over de psychiatrie. En opnieuw waren ze geïnteresseerd om er een reportage van te maken, en opnieuw trok ik me terug. Ik was bang. Voor het stigma. Ik had nog geen nieuw werk gevonden. Een reportage zou mijn kansen op de arbeidsmarkt wellicht verkleinen. Ik zweeg opnieuw en wachtte tot de tijd rijp was, tot ik de moed gevonden had.

Ik heb ze gevonden, al twijfel ik nog soms. Steeds opnieuw krullen mijn tenen als ik moet zeggen dat ik psychiatrisch patiënt ben geweest. Steeds opnieuw voel ik schroom, maar ik wil mijn verhaal vertellen.

Het langverwachte artikel in De Standaard is er gekomen. En ook Koppen maakte een mooie reportage van wat ons gezin is overkomen.

Ik heb lang gezwegen, geknikt, geslikt, gewacht. Nu is de tijd rijp. Ik word gehoord, al is het nog met gekrulde tenen.

Brenda

Geef een reactie