Hoe het zelfstigma blijft branden

7 jaar ligt mijn psychose intussen achter me. Ik werk voltijds. Je zou me hersteld kunnen noemen en toch blijft het zelfstigma branden. Maar wat is zelfstigma?

‘Ze moest een filmpje over jou bekijken, over je psychose.’

Gisteren kwam ik op de gang een collega tegen, zo eentje van een ander departement met wie ik op een studiedag een praatje had gemaakt, over koetjes en kalfjes had gebabbeld, meer niet. Sindsdien zeggen we altijd vriendelijk goedendag. En gisteren zei hij dus meer:
– ‘Ha, Brenda, ik zag je gisteren toevallig in mijn woonkamer’? – ‘Hoezo?’
– ‘Mijn dochter studeert humane wetenschappen en ze moest een filmpje op You Tube over jou bekijken, over je psychose.’
Hij zegt het vlot, niet aarzelend, zonder enige schroom.
– ‘Leuk’, zeg ik met een lach.

‘Was ik te druk tijdens dat eerste praatje?’

Mag ik je vertellen wat er achter mijn lach schuilgaat op dat moment? Misschien verbaast het je, ik geef 50 lezingen per jaar, ik vertel in boeken openlijk over mijn psychose, en toch, als iemand die me niet kent, die mijn verhaal niet kent, ‘erachter komt dat ik een psychose gehad heb’, voel ik het stigma branden. Zelfstigma, wel te verstaan, want ik weet niet wat de ander denkt. Ik kan plots alleen maar denken wat ik denk dat die andere denkt: (snap je het nog?)

‘Ja, die bekijkt me nu natuurlijk op een heel andere manier’
‘Hij vindt mij wellicht dommer nu, minder berekenbaar. ‘Wellicht denkt hij dat ik nog ga hervallen.”
‘Was ik te druk tijdens dat eerste praatje. Wellicht denkt hij dat dat kwam door een of andere manie. Ben ik nu te druk misschien? Misschien mag ik niet meer te veel mopjes maken? Een beetje minder lachen. Als ik nu stop met lachen, zou hij dan denken dat ik stemmingswisselingen heb? Hij gaat alleszins nooit meer hetzelfde over me denken. Ik zal veel harder mijn best moeten doen om me weer te bewijzen. Waarom ben ik in hemelsnaam ooit open geweest over die psychose?’

‘Daarom begrijp ik waarom sommige mensen gewoon zeggen dat het ‘goed’ gaat.’

Dat. Dat alles raast door mijn hoofd, dat schuilt achter die lach. Niet nodig, denk je? Dat denkt die man niet? Maar dat zijn dingen die ik zo vaak in de krant lees als het gaat over ‘mensen van mijn slag’. Dat zijn de dingen die ik mensen hoor zeggen als ze praten over het ‘zottenkot’. En daarom, daarom brandt elke keer het stigma weer. En ik wil er tegen vechten, taboes doorbreken, maar ik blijf het zwaar vinden. Ik heb heel vaak het gevoel dat in plaats van begrip, dat ik me vooral nog veel harder moet bewijzen, veel harder moet opboksen tegen alle vooroordelen.

En daarom begrijp ik ook waarom sommige mensen gewoon zeggen dat het ‘goed’ gaat, als je ze vraagt hoe het met hen is, en heel kort even lachen. Een lach is zo veelzeggend.

Deze blog verscheen op www.psychosenet.be